Niemand weet wie de slimmerik was die in de oertijd de allereerste vis ving met lijn en haak, maar ik heb een donkerbruin vermoeden dat hij het met een worm deed. Er zijn immers maar weinig zoetwater vissen die onberoerd blijven bij de aanblik van zo’n kronkelend ding voor hun snoet. Hoe kan het ook anders: bij elke overstroming en zelfs bij elke golf die over de kant klotst, komen er wormen in het water terecht – en die vormen een makkelijke en voedzame prooi. Ik heb het voor de gein eens opgezocht: regenwormen hebben een vetpercentage van 2.5 procent en een eiwitpercentage van 12 procent. Daarmee zijn ze dubbel zo voedzaam als rode muggenlarven en drie keer zo voedzaam als witte muggenlarven. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat alle vissen die in de lage landen rondzwemmen die dingen niet laten passeren als er een hun pad kruist - van Aal tot Zeelt, zeg maar. Dat de grootste rover die onze wateren bewoont er verzot op is, is inmiddels natuurlijk al wijd en wijd bekend. Zelfs meervallen van dik over de 2 meter zijn erop gevangen! Persoonlijk ga ik dan ook nooit op meervaljacht zonder een paar dozen Canadese dauwwormen te hebben geconfisqueerd bij Fish Inn. Ik weet ook wel dat springlevende aasvissen eveneens fenomenaal goed werken, zo niet beter, maar het is me toch vaak te veel gedoe om aan fatsoenlijke maatse exemplaren te geraken. Bovendien is levend aas nu eenmaal niet toegestaan in Nederland en Vlaanderen, zodat ik er enkel op de Waalse Maas iets aan had – en ik vis lang niet alleen maar daar natuurlijk. Met een fireball in combinatie met een pas gedode aasvis of een niet te oude diepvriesvis wil ik ook nog wel eens vissen, en die animeer ik dan met kleine tikjes, maar eigenlijk laat ik dan toch liever een bundel kronkelende wormen onder mijn bellyboats het werk doen. Om de een of andere reden heb ik daar meer vertrouwen in en die wormen laten me maar zelden in de steek. De vibraties die die wormen afgeven moet je trouwens niet onderschatten. Ik ving laatst een zeer grote meerval vanuit mijn bellyboat en die zag ik op mijn scherm van mijn roofvis fishfinder stijgen vanaf de bodem op 8 meter regelrecht tot mijn pieren, die zich twee meter onder het oppervlak bevonden…
Wat me de voorbije weken weer meermaals is opgevallen, is hoeveel andere vissen je vangt met zo’n tros wormen als haakaas. Ik ving er al roofblei op, baars, snoekbaars en snoek! Die bleken geen problemen te hebben met de Gamakatsu haken 8/0 waarop ik de pieren heb geprikt en evenmin met de 1-1.5 mm dikke kevlar meerval lijn waaraan ze geknoopt zijn! Het zijn trouwens echt geen kinderachtige exemplaren die dat doen: mijn grootste snoekbaars op wormen vorige maand was 85 cm en ik had ook nog een negentiger snoek in mijn bellyboat. Die snoekbaars kwam gewoon zoals een meerval een metertje omhoog om het op en neer dansende aas te pakken, en de snoek kwam terwijl ik aan het verkassen was en de wormen bij de bodem liet meezwemmen. Je moet dat bij gelegenheid maar eens bekijken onder water – het ziet er echt heel erg verleidelijk uit, eigenlijk een beetje zoals een streamer of een tube maar dan van wormen gemaakt. Beweging is echter niet noodzakelijke want statisch vissend met onderwater dobbers of boeien werkt het ook want een kennis van me, Mark Bentum, ving de voorbije weken diverse snoeken – waaronder een dikke meter – én een baars van – hou je vast – 45 cm op die manier!
De voorwaarde is wel dat je wormen ter beschikking hebt die van voldoende kwaliteit zijn. Natuurlijk kan je meerval ook vangen met half rotte, dode wormen maar ik heb toch veel meer vertrouwen in vette, goed doorvoede en springlevende exemplaren. Je kunt wormen wekenlang bewaren in de koelkast of in de koele kelder, maar ze worden na verloop van tijd magerder en magerder. Dat is ook logisch: er zit al snel geen voedsel meer in de aarde waarin je ze gekocht hebt. Van Roy Noom leerde ik ooit de truc om er een paar aardappelschillen bij te doen en die werkt prima! Ik heb zelf nog een andere tip die tijdens het vissen zelf van pas kan komen: vervoer je wormen in niet een maar twee koeltassen. Ik heb zelf een kleine koeltas waarin drie dozen en twee koelelementen passen, en die doe ik dan in zijn geheel in een grotere koeltas waarin nog een doos en vier koelelementen kunnen. Bij het vissen laat ik die kleine dus zo lang mogelijk dicht – waardoor de koelte bewaard blijft - en pak ik wormen uit de doos die in de grote koeltas zit. En nog een laatste tip om dit blogje mee te eindigen: laat je wormen bij het verkassen in het water hangen. Het is bizar hoe lang ze zo blijven leven – vele malen langer dan als je ze boven water legt…