Verticalen... het woord wordt tegenwoordig zo vaak gebruikt, dat het niet meer nodig lijkt om het uit te leggen. En toch herinner ik me nog precies hoe het was toen ik een jaar of vijf geleden met deze manier van vissen wou beginnen: ik kon amper beginnersinformatie erover vinden! Gespecialiseerde artikelen, die waren er te kust en te keur op websites en in de bekende hengelsportbladen - maar over de basisprincipes van deze visserij bleef het vaak akelig stil. In dit artikel wil ik die even uiteen zetten om vooral beginners op weg te zetten.
Techniek
Verticalen - het woord zegt het zelf - betekent dat je een kunstaasje verticaal aanbiedt. De lijn staat in een rechte hoek ten opzichte van de hengel, wat betekent dat het kunstaas - veelal een rubberen shad op een loodkopje - zich precies onder de top bevindt.
Het komt er dan op aan om een stuk bodem waarvan je aanneemt dat er snoekbaars ligt zorgvuldig uit te vissen: je vist je shad in de buurt van de bodem, terwijl je heel langzaam voortbeweegt. Hoewel je ook als kantvisser kunt verticalen vanaf kaaimuren en steigers - men noemt het dan 'kanticalen' -, bedient de overgrote meerderheid van de verticalers zich toch van een of ander vaartuig: een kayak, een bellyboat of een gewone boot.
Die laatste is meestal voorzien van een electromotor op de spiegel, die je toelaat om heel traag achteruit te varen. Je shad nabij de bodem houden klinkt eenvoudig, alsof een kind de was kan doen - maar onderschat het niet. Zeker als er wat wind of stroming staat, als je met een wisselvallige bodem te maken hebt of als je wat dieper vist, valt het beslist niet mee om in te schatten of je wel degelijk "'in the hot zone" bezig bent... Beginners zijn er niet zelden van overtuigd dat ze goed bodemcontact hebben, terwijl ze in werkelijkheid wel een meter te hoog zitten te vissen. Houd altijd je dieptemeter in de gaten en probeer te anticiperen op het bodemverloop. Als je bijvoorbeeld ziet dat het dieper wordt, geef dan telkens wat lijn zodat je shad het talud netjes volgt.
Er zijn meerdere stijlen van verticalen. Zo kan je ervoor kiezen om je shad amper te bewegen - de zogenaamde 'do-nothing' stijl. Het enige wat je daarbij doet, is je kunstaas zo stil mogelijk houden op tien centimeter van de bodem. Af en toe zet je het ding heel langzaam neer, tot je het tikje voelt van de loodkop tegen de grond, om hem dan weer iets op te tillen. Vooral vorkstaartjes en pintails - dat zijn shads die in een punt eindigen - lenen zich uitstekend om zo te vissen. Een tweede methode brengt iets meer leven in de zaak en pas ik meestal toe met schoepstaartjes. Tik de shad rustig een centimeter of 40 op, laat hem daar even hangen, en laat hem dan langzaam weer zakken tot je de bodem voelt. De derde methode is nog actiever en bestaat eruit dat je de shad agressief optikt en meteen weer laat zakken. Vooral in de wat warmere periode werkt dit goed, waarbij opvallend veel baarzen zich zo laten foppen. Met deze drie stijlen kan je variëren. Zo kan je de shad in één keer optikken, of je kunt een dubbelslag gebruiken.
Je kunt het kunstaas in één keer traag laten zakken tot je de bodem voelt, of je kunt halfweg de daalfase even stilhouden. Je hoeft de shad ook niet per se tot helemaal op de bodem laten zakken voor je weer omhoog gaat, en anderzijds kan het soms slim zijn om hem eventjes gewoon op de bodem te laten staan voor je er weer beweging in brengt. Het lijken pietluttige verschillen, maar snoekbaarzen zijn rare rakkers en het steekt soms heel erg nauw hoe je het kunstaas presenteert.
Er zijn onwaarschijnlijk veel verschillende shads op de markt en ik weet zeker dat het beginners zal gaan duizelen als ze een goed geassorteerde hengelsportzaak binnenstappen. Hoewel ze er stuk voor stuk visnamig uit zien, moet u maar even van mij aannemen dat de ene shad de andere niet is. Goed, als de snoekbaars los is, pakken ze ongeveer alles - maar meestal zijn het erg kritische klanten. Om het shockeffect in de winkel toch een beetje te beperken, noem ik hierbij mijn persoonlijke hitlijst. Vorkstaartjes: Freddie Shad en Slendry van Quantum en Finn-S van Lunker City. Schoepstaartjes: Salty Shad van Quantum, Sassy Shad van Mister Twister en Salt Shaker van Lunker City. Mijn vishok puilt uit van de shads - ik zou zonder overdrijven een hengelsportzaak kunnen beginnen - maar als ik voor de rest van mijn leven met slechts zes shads zou moeten verticalen, dan zouden het heel zeker deze zijn. Ik ben vrij zeker dat ik er geen vis minder om zou vangen. Ook qua vormen van loodkoppen is de keuze pijnlijk groot. Voor het verticalen kies ik eigenlijk vrijwel altijd voor de zogenaamde footballvorm en ik heb nog nooit het gevoel gehad dat ik fout zat.
Materiaal
Om goed te verticalen, heb je absoluut het juiste materiaal nodig. Denk niet dat je deze klus wel even met je vertrouwde parabolische spinhengels kunt klaren: je hebt een korte (180-210 cm) en strakke stok met topactie nodig, die van een hele gevoelige carbonsoort is gemaakt. De meeste grote merken hebben bruikbare verticaalstokjes in hun gamma, maar ook bij deze visserij is de keuze voor een bepaalde hengel uiteindelijk toch zeer persoonlijk. De een heeft meer gevoel met een snaarstrakke pook, terwijl de ander beter af is met een iets soepeler topje. Zelf vis ik vrijwel altijd met een hengel met een werpgewicht van 14-28 gram: een ideale allrounder. Of je voor een hengel moet kiezen die voor een molen is afgebouwd dan wel voor een die je met een reel vist (een 'baitcaster' met een zogenaamde 'casting grip' aan het handvat), zijn de meningen verdeeld.
Voorstanders van een molen stellen dat je met een reel meer aanbeten mist, want een reel is trager dan een molen en ook komt je aanslag minder hard door door de manier waarop je je reelhengel vasthoudt. Een reel heeft echter minstens één enorm voordeel: het is veel makkelijker om een grillige bodem te volgen dan met een molen. Je kunt immers met één druk op de knop lijn geven. Er zijn ook twee reels met een "snufje" op. Enerzijds is er de nogal zware Daiwa Viento, die een knopje heeft waarmee je met één hand wat extra lijn kunt ophalen. Anderzijds is er de Quantum PTI TOUR
Mg101, die je zo kunt instellen dat de vrijloop vanzelf wordt uitgeschakeld zodra je de knop loslaat. Vooral dat tweede systeem vind ik razend handig, want het laat me toe om éénhandig centimeter per centimeter lijn te geven, zonder dat ik de hendel van mijn elektromotor moet loslaten. Zo kan ik probleemloos 'multitasken' en op de geringste diepteverschillen inspelen. Probeer het maar eens, je wil nooit meer iets anders dan dit extreem lichte stukje technisch vernunft.
Wat je ook kiest, molen of reel, zet er een kwalitatief hoogstaande en extreem dunne gevlochten lijn op. Het verschil tussen 14/00 en 8/00 lijkt miniscuul met het blote oog, maar zijn bij het vissen enorm. Hoe dunner de lijn, hoe minder weerstand hij ondervindt in het water en hoe makkelijker je bodemcontact houdt. Nylon is volstrekt onbruikbaar voor het verticalen. NIet alleen is het te dik, maar ook rekt het als een elastiek - tot soms wel 30 procent! -, waardoor de bewegingen van het kunstaas (én de aanbeten natuurlijk) heel erg gedempt worden. Zelfs als je je materiaal helemaal op orde hebt, vergt het voor beginners altijd toch wel enige oefening om goed te verticalen. Wel zijn er grote individuele verschillen bij deze techniek, heb ik gemerkt. Sommigen zijn er meteen mee weg en kunnen zelfs met lichte loodkopjes in winderige omstandigheden en op diep water overweg, anderen slagen er na een jaar oefenen nog niet in om te voelen dat hun loodkop van 30 gram tegen de bodem tikt vijf meter onder de boot, zelfs niet bij windstil weer. Wanhoop niet: uiteindelijk krijg je het echt wel onder de knie - het is zelfs een lomperik als ik gelukt. Vissen, vissen en nog eens vissen is de boodschap.
Stekken en seizoenen
Zoals ik daarnet al schreef, is verticalen een precisiewerkje. Elke vierkante centimeter van de gekozen stek wordt zorgvuldig afgevist. In feite doe je niets anders dan een kunstaas vlak voor de bek van een roofvis te hangen. Dat is de grote kracht van deze visserij: je breng je shad in de onmiddellijke buurt van rover, en dat zorgt er niet zelden voor dat die zijn (of nog liever haar, want die zijn meestal dikker) geduld verliest. Het is meteen ook het grote nadeel: je moet precies weten waar de snoekbaarzen liggen, want doordat je zo traag vist, kan je geen grote oppervlakten uitkammen. Als je je locatie niet goed voor elkaar hebt, verspeel je al je tijd in een visloze woestijn. En geloof me: als je regelmatig een aanbeet krijgt, is verticalen zeer plezierig, maar als het uren en uren stil blijft, verlies je je concentratie en enthousiasme. Succesvol en aangenaam verticalen is dus enkel mogelijk als je spot-on zit. In de koudere maanden, zo pakweg vanaf begin november tot eind februari, is locatie het makkelijkst omdat de snoekbaarzen daarin jaar na jaar op welbepaalde plekken samenscholen om te overwinteren. Diepere gaten op plassen of rivieren, havens en zandgaten die in open verbinding staan met de rivier, zijn bijvoorbeeld altijd iets warmer, en ook staat daar minder (onder)stroming zodat de snoekbaarzen geen energie hoeven te verliezen met zwemmen. Schouder aan schouder liggen ze dan op een vrij beperkte oppervlakte, en zij niet alleen: ook scholen witvis komen jaar na jaar hierheen 'op wintersport'. Zo'n plekje smeekt er gewoon om om secuur uitgepeuterd te worden met shads. Nee, het is niet altijd kermis en soms houden de glasogen de kaken stevig op elkaar. Hooguit verwaardigen ze zich om je kunstaas een klein tikje geven, of er heel even aan te sabbelen. Als dat het geval is, keer dan later die dag naar die plek terug. Je weet ze dan immers liggen, en vroeg of laat gaat de knop immers toch even op 'aan' - en dan krijg je echt de ene harde aanbeet na de andere, zodat je perceptie van de dag in één uurtje van 'knettertaai' in 'volle bak' verandert... Meermaals is het me overkomen dat ik pas in de schemer goed begon te vangen, op stekken die ik de hele dag had zitten bestoken!
Natuurlijk kan je ook in de zomer al verticalend snoekbaarzen vangen. Steile taluds, brugpijlers, steenstort en allerhande obstakels onder water zijn dan de aangewezen plekken om een rubbervis zwemles te geven. Doordat de snoekbaarzen dan toch een stuk verspreider liggen, zal je de grote vangstaantallen van de wintermaanden echter maar zelden halen. 's Zomers kies ik er daarom vaker voor om op een manier te vissen die me toelaat om meer meters te maken: trollen met pluggen of werpend met shads, bijvoorbeeld - of diagonalen vanuit een traag varende of op de wind driftende boot. Dat laatste lijkt qua techniek een beetje op verticalen (je zorgt dat je shad bij de bodem zijn werk doet), maar je lijn gaat nu niet meer loodrecht naar beneden doordat de boot een stuk meer vaart maakt waardoor je shad omhoog komt. Ook goed diagonalen vergt oefening, want je hebt meer lijn uitstaan zodat de weerstand van het water het directe contact met het kunstaas een stuk sterker negatief beïnvloedt. Het mooiste is als iemand die het al kan je meeneemt en het voordoet aan boord, maar niet iedereen krijgt die kans en daarom probeer ik de techiek bij deze toch even in een paar zinnen uit te leggen. Laat je kunstaas zakken tot de reel geen lijn meer vraagt. Hou je hengeltop in een hoek van 45 graden ten opzichte van het wateroppervlakte, tik hem iets omhoog en laat hem een ogenblik zwemmen. Laat dan de shad weer zakken tot je de tik van de bodem voelt. Om dat te bereiken, zul je telkens lijn moeten bijgeven, want de waterdruk in combinatie met de bootsnelheid drukken je montage van je weg. Op een bepaald ogenblik heb je exact de juiste hoeveelheid lijn uitstaan, en vanaf dan kan je precies hetzelfde doen als bij het verticalen: shad optillen, even laten zwemmen, neerzetten... Raak je het contact weer kwijt, dan betekent dat of dat de snelheid is gewijzigd (bijvoorbeeld door wind of stroming die verandert), of dat de diepte is veranderd. Houd daarom de dieptemeter in de gaten om te anticiperen. Dat kan makkelijk, want de diepte die het toestel aangeeft is die onder de boot: je shad komt pas even daarna in die zone terecht. Zie je dat het ondieper wordt, draai dan wat lijn op, wordt het daarentegen dieper, bereid je dan voor om wat lijn bij te geven. Als ik al trollend, werpend of diagonalend een paar aanbeten na elkaar krijg in dezelfde zone, dan haal ik trouwens steevast de verticaalspullen boven om dat gebied goed uit te kammen. Want eerlijk is eerlijk: ik ken geen leuker gevoel dan de vaak onvoorstelbaar harde dreun die een snoekbaars geeft op je vederlichte hengeltje wanneer hij pal onder je voeten je kunstaas te grazen neemt.
De enige met een tank
Tot slot. Verticalen is een techniek die inmiddels al weer meerdere decennia geleden in Nederland werd bedacht voor het snoekbaarzen. Dat belet echter niet dat andere inheemse vissoorten er ook voor vallen: baarzen, meervallen en zeker ook snoeken, niet zelden in het formaat XXL.
Ik monteer dan ook altijd een staaldraadje en heb daar al enige gigantische eendebekken aan te danken. Dat verticalen een typische lagelandse techniek is, belet evenmin dat de techniek in het buitenland heel erg goed kan werken. Zoals ik al eerder schreef in dit blad, ben ik ermee aan de slag gegaan in de havens van California, en ik ving me een bult aan diverse soorten grouper, Californische heilbotten en zelfs haaien en roggen - terwijl de locals, die nog nooit van die techniek hadden gehoord, amper aan de bak kwamen. Hetzelfde overkwam mijn vismaat en mij vorige winter in de stuwmeren van Extremadura in Spanje: we visten de gidsen compleet naar huis doordat deze techniek nog niet kenden die toeliet om blackbassen, snoeken en comizobarbelen op hun overwinteringsplekken te bevissen. We voelden ons bij wijze van spreken alsof we op een slagveld in de Middeleeuwen waren terechtgekomen, en wij waren de enige met een tank. Ik kan iedereen die het nog nooit heeft geprobeerd dan ook van harte aanbevelen om eens ernstig met verticalen aan de slag te gaan. Het levert u gegarandeerd ooit een droomvis op!