Baarzenpraat 2

Baarzenpraat 2 Zoals ik in de vorige aflevering aankondigde, wil ik het werpend baars vissen met shads bespreken. Deze techniek is op sommige momenten waanzinnige effectief gebleken bij ons. Om u een idee te geven: mijn vismaat Michel en ik vingen twee jaar geleden 32 baarzen in 1 dagje – en de kleinste van de roedel mat 43 cm… We vingen die dag ook nog enige snoeken en snoekbaarzen en zelfs een dikke vette spiegelkarper, die in zijn rug gehaakt was en een bizarre dril opleverde. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hele volksstammen de voorbije jaren verslaafd zijn geraakt aan deze vistechniek, en er is dan ook al heel wat over geschreven. Het is dus niet makkelijk om daar nog veel nieuwe inzichten aan toe te voegen, maar misschien is het niet slecht als ik desondanks eens op een rijtje zet hoe wij deze techniek aanpakken. img_2110 Het principe is eenvoudig: je gooit de shad zo ver je kunt uit en laat hem op de terugweg over de bodem huppelen door met je hengel tikkende bewegingen te maken gevolgd door het laten zakken van de hengeltop. Basically breng je je hengel na de worp in de stand 10u, tik je hem om tot de stand 12u, en laat je hem dan weer zakken naar de 10u-positie terwijl je langzaam aan de molen slinger draait om de spanning op de lijn te houden. Zowel roofvisboot vissers als kantvissers kunnen dit doen, met dien verstande dat bootvissers kleinere bewegingen kunnen maken omdat hun shad het talud afhuppelt, terwijl kantvissers vaak aangewezen zijn op grotere halen met de hengel om de shad van diep naar ondiep te laten zwemmen. Bodemcontact is cruciaal: je moet weten waar je roofvis softbaits zich bevindt ten opzichte van de bodem. Zeker in de winter is dat namelijk waar je de meeste baarzen zult haken. Goed bodemcontact heb je enkel met een gevoelige hengel: een lichte spinhengel van 240 cm tot 270 cm is ideaal, op voorwaarde dat hij strak genoeg is om je shad in beweging te krijgen – met een te parabolische hengel lukt dat niet goed – en om elke aanraking van je kunstaas met de bodem door te geven.  Als je het goed doet zal je heel duidelijk een tik voelen telkens je shad de grond raakt en zal je zien hoe je lijn heel even slap valt – tenzij wind en stroming roet in het eten gooien. aviary-image-1574628488210 Beginners wil ik dan ook aanraden om op windstille dagen te oefenen… Zelf gebruik ik meestal roofvis jigkoppen van 10 gram maar 7 gram of 14 gram kunnen ook. Je kunt deze beweging snel en heftig doen, je kunt een ‘dubbeltik geven’ zodat hij in een hortende beweging naar omhoog flitst, je kunt de hengel minimaal omhoog bewegen met als gevolg dat de shad een bescheiden sprongetje maakt en je kunt de hengeltop ook helemaal stil laten en de beweging enkel met de molen veroorzaken. Dit laatste noemen de Duitsers ‘faulenzen’ en het zorgt ervoor dat de shad dichter bij de bodem blijft dan bij de meer gebruikelijke methode… En vergeet ook niet om je shad af en toe gewoon een paar seconden op de bodem te laten liggen. Al te vaak hebben wij meegemaakt dat ik bijvoorbeeld even iets stond  te vertellen halfweg mijn worp of dat ik Michel hielp met scheppen, aviary-image-1574628050623 om dan plots te voelen dat mijn lijn strak liep en er een baars aan zat. Er bestaan geen tover shads: ik denk eerlijk waar dat een hongerige baars vrijwel elk stukje goed gerigd en gepresenteerd rubber van 8-12 cm aanvalt, ongeacht de kleur, de vorm of de actie. De lijst merken waarmee ik ze gevangen heb is inmiddels bijna eindeloos – dikke en slanke, vorkstaarten en schoepstaarten, felle en natuurlijke kleuren – het werkt allemaal. Dat belet niet dat ik wel degelijk favorieten heb ontwikkeld in de loop der jaren. img_2107 Als ik maar 1 shad mee zou mogen nemen naar de waterkant dan zou het de Keitech Easy Shiner zijn in een natuurlijk kleurtje: Green Pumpkin Pepper bijvoorbeeld. Op een dag had ik per ongeluk een ander pakje gekocht, de Bluegill Flash-kleur. Michel lachte me vierkant uit: ‘er zit blauw in die shad, iedereen weet toch dat je met blauw op zoet water niet veel vangt, etc….’ Toen ik later die dag niet alleen enige dikke baarzen maar ook een snoek van 115 cm aan boord kon trekken, zag ik hem al stiekem in mijn kunstaas tas scharrelen op zoek naar precies dat zakje… O ja, nu ik het toch over snoeken heb: die zijn vaak goed vertegenwoordigd op baarswateren en dus moet je je onderlijntje niet te dun kiezen. Ik gebruik zelf 50/00 fluorocarbon en heb  nog geen problemen gehad – al moet je na elke snoekendril of aanbeet wel de onderlijn goed nakijken! img-20191124-wa0012 Samenvattend: hou het simpel. Sla bij alles wat je voelt – soms zijn het harde, onmisbare beuken, maar vaak ook ‘rapertjes’ waarbij het gewicht aan de lijn langzaam zwaarder wordt… Als je je hengel niet te zwaar hebt gekozen, zal je verbaasd staan van de kracht die deze extreem mooie en oer-Nederlandse vissen kunnen ontwikkelen. In de volgende aflevering zal ik het hebben over typische baarzenstekken. aviary-image-1574626474126 Volgend x deel 3 Thomas Sintobin