'Wil jij die mestpiertjes hebben?' Aan het woord is mijn vismaat Michel, na een paar uurtjes zeeltvissen. Die wou ik wel, misschien kwamen ze nog van pas om te meervallen volgende week. 'Daar zijn ze wel wat klein voor,' zei hij, en ze waren inderdaad aan de pietluttige kant. Het zeeltvissen was op een blank uitgelopen. Niet zo verrassend, want ik had ze onlangs paaierig zien doen met z'n allen op het ondiep, en gezien de temperaturen nu waren ze geheid verder aan het doen met hun algehele orgie. Het was inmiddels tien uur, de zon stond hoog aan de hemel en blijven zitten had niet veel zin. Omdat ik de dag vrij had genomen, besloot ik een poging te gaan wagen met drijvend aas: rondstruinen met een wit broodje langs de eindeloze oevers van een wetering in de buurt. Graskarpers, windes en karpers zijn immers soms wél bereid om aan te bijten in de blakende hitte... Na een uurtje struinen zag ik plots iets geks in het heldere ondiepe water voor mijn voeten: twee bleke voelsprieten en een stukje bek die van onder een hoop wier uitstaken. Hoewel er dus amper iets te zien was en ik heel veel mazzel had dat mijn oog er net was opgevallen, wist ik gek genoeg meteen wie het was: een albino meerval die ik hier een hele poos geleden ook al eens had zien zwemmen, maar die toen geen interesse toonde in mijn aas. Vismaten van me vertelden me hoe ze een jaar geleden ook al eens een spook hadden gespot en een tijdlang hadden achtervolgd, eveneens met nul op het rekest. 'Michel zijn wormpjes!', de gedachte schoot in een flits door mijn hoofd! Ik sprintte naar de auto om ze te halen. Vier van die kleine dingen waren genoeg om de karper haak min of meer te bedekken waarmee ik bezig was, de Korda Mixa nummer 6 die Rick mij een poosje geleden had aanbevolen voor de oppervlaktevisserij. Toen ik terug op de spot kwam, lag het beest nog wat dieper in het wier: alleen zijn sprieten staken nog uit. Ik gooide de wormpjes een paar meter links van het dier in en tergend langzaam zakten ze naar beneden. Het lichte briesje volstond om ze precies op het goede moment voor de voelsprieten te brengen - ik kon mijn geluk niet geloven want normaliter ben ik een totale kluns bij het schatten en berekenen van dit soort dingen. Het wier bewoog even, in een microseconde waren de wormen weg, ik draaide de lijn strak en sloeg - en het feest was begonnen. In het heldere water kon ik mijn extreem gekleurde tegenstander perfect volgen: zijn vluchtpogingen richting wier en allerhande rommel op de bodem, zijn gewentel en kopschudden om de haak kwijt te raken. Mijn hart klopte als een bezetene, ik stierf duizend doden: wat als de haak los zou schieten? Wat als de onderlijn, een 32/00 nylon lijntje, door geraspt zou worden op de tandplaten? Wat als hij die tak aan de overkant zou bereiken? Ik was met een parabolische penhengel van 1.5 lbs bezig, dus heel veel had ik niet te vertellen. De goden waren echter met me en na een dril die eindeloos leek te duren (maar waarschijnlijk maar een minuut of tien, vijftien innam), kon ik de vis boven het net brengen. Ik was in trance. De zon scheen op zijn huid en maakte hem letterlijk oogverblindend.
Zo'n verbluffende meerval had ik nog nooit gezien - en dat gewoon 'in het wild', in Nederland... Groot was hij niet - ongeveer net zo lang als mijn onthaakmat, dus rond de 115 cm gok ik - maar hij was groots, en ik beschouw hem als een van de mooiste schepsels die ik ooit mocht vangen.